Sitecolumn #13

Flamencoharmoniek, -orgelpunten, en -dissonantie

Voor de musicus of musicienne die geïnteresseerd is in flamencomuziek en misschien ook wat zelf wil uitproberen op zijn of haar instrument: deze column wordt hieraan besteed!

De typische harmonische voortgang die wordt gespeeld (door een niet-flamencospeler) om een flamenco-vibe neer te zetten – Am–G–F–E – ligt er helemaal niet zo naast. Deze voortgang kan namelijk worden beschouwd als de basis van de flamencoharmoniek.

De basis

In de westerse klassieke muziektheorie wordt Am–G–F–E beschouwd als I–VII–VI in natuurlijk mineur en V in harmonisch of melodisch mineur, zodat deze trap kan fungeren als de dominant voor I. De VI–V-voortgang is een groot onderdeel van het flamencokarakter. De dominant wordt in flamenco eerder gezien als de tonica. Daardoor wordt de voortgang ♭II–I en is dit een alternatief voor de klassieke V–I-cadens. ♭II–I is echter veel chromatischer en dus dissonanter. De tritone substitution-truc in jazz, waar een V7 kan worden verwisseld voor een ♭II7—die een tritonus ernaast ligt—komt op hetzelfde neer (figuur 1).

Orgelpunten

Een karakteristiek element dat nog ontbreekt zijn de orgelpunten. In flamenco zijn deze niet zozeer de basnoten als wel de topnoten. Ze worden uitgevoerd door bepaalde snaren open te houden bij het spelen van akkoorden op de gitaar. Een duidelijk voorbeeld hiervan buiten flamencomuziek is Anouks “Sacrifice” (figuur 2).

Het nummer bevat als basis de volgende akkoorden: E♭–B♭–D♭–A♭ (de gitaar is een halve toon lager gestemd), of I–V–♭VII–IV. Deze akkoorden worden veel interessanter gemaakt doordat de bovenste twee snaren van de gitaar–de bes en es–bij alle gemaakte akkoorden open blijven. De akkoorden kunnen hierdoor weliswaar worden uitgedrukt als E♭–B♭(add11)–D♭(6/9)–A♭(add9), maar de extra tonen kleuren of versieren de akkoorden eerder dan ze harmonische echt te veranderen.

Contrapunt

Er is ook contrapuntische beweging te ontdekken in de voortgang, zoals in figuur 3 is weergegeven. Nogmaals: de dominant wordt hier als I beschouwd. De modus is dan ook frygisch: 1–♭2–♭3–4–5–♭6–[♭7 of 7] waarbij ♭3 verhoogd wordt in de tonica.

De ♭II kan worden uitgebreid met een sext (d), waardoor de ♭II–I cadens om wordt getoverd door de herkenbare frygische cadens (♭IV6–V). Het wordt nog interessanter als deze sext overmatig wordt (dis), wat het akkoord omvormt tot een dubbelverminderd septimeakkoord (een German Sixth). De stijgende melodie ♭6–♭7–♮7–8 gaat samen met een dalende 4–♭3–♭2–1, een dalende ♭6–5–4–♭3, en een paralelle kwintendaling 8–♭7–♭6–5. Omdat alle akkoorden naast elkaar liggen zijn parallele kwinten nauwelijks te vermijden. Als de stemvoering zo wordt aangepast dat ze worden vermeden, dan klinkt het niet meer flamenco.

Dissonantie

Een laatste punt dat opvalt, is de dissonantie die kan worden aangebracht bij I (figuur 3). Een ♭9 is bijna een vereiste; het lijkt bijna zo: hoe dissonanter, des te beter.

De iv–♭III–♭II–I-voortgang in verschillende flamencogrepen

Hieronder wordt deze basisvoortgang getoond in vier verschillende flamencogrepen met daarbij ook uitvoeringen door flamencogitaristen:

Por arriba:                 E-Frygisch met orgelpunten b en e (5 en 8);

Por medio:                A-Frygisch met orgelpunten bes, d, en e (♭9, 11, en 5);

Tono de taranta:         F#-Frygisch met orgelpunten g, b, en e (♭9, 11, en ♭7);

Tono de granaína:       B-Frygisch met orgelpunten  g en e (♭13 en 11).

Vooral bij tono de granaína dissoneert de 11 (of 4) met de 3 in de tonica. Omdat het echter een orgelpunt betreft, stoort deze dissonantie niet zoals gebruikelijk, maar kleurt het eerder het akkoord.

Let op dat de toonsoorten hoger kunnen klinken als er een capo wordt gebruikt: capo op de Iste positie verhoogt de toonsoort met een halve toon, capo op de IIde positie met nog een halve toon, enzovoort. Een stuk in por arriba gespeeld, dus E-Frygisch, maar met capo op de Iste positie klinkt dus als F-Frygisch. Verder zijn er nog meerdere grepen; zie daarvoor Faustino Núñez’ “Tonalidad”.

Vicente Amigo, “Tio Arango” (Soleares), F-Frygisch (por arriba +1)

Sabicas, “Seguiriyas”, B-Frygisch (por medio +2)

Vicente Amigo, “Callejon de la Luna” (Tarantas), G-Frygisch (tono de taranta +1)

Paco Peña, “Granadinas”, C-Frygisch (tono de granaína +1)

Conclusie

Ik sluit af met een korte samenvatting van het geheel—een stappenplan voor het kunnen spelen van flamencoharmonie:

  1. Gebruik de akkoorden iv–♭III–♭II–I en kies uit de volgende orgelpunten als bovenstemmen: 5, ♭7, 8, ♭9, 11, ♭13, of houd de aangegeven flamencogrepen aan als referentie (por arriba, por medio, tono de taranta, tono de granaína).
  2. Speel:
  1. bij iv–♭III in natuurlijk frygisch                    (1–♭2–♭3–4–5–♭6–♭7);
  2. bij ♭II hetzelfde met optioneel een leidtoon (1–♭2–♭3–4–5–♭6–[♭7 of ♮7]);
  3. bij I met een grote terts                                  (1–♭2–♮3–4–5–♭6–[♭7of ♮7]).
  4. Omarm dissonantie. Het is heel normaal om te eindigen in de tonica met een ♭9.

Núñez, Faustino. “Tonalidad”. Flamencopolis. N.p. 2011. Web. 11 Mei 2015.

nl_NL