Sitecolumn #14

Toch niet zo Glee als de naam doet vermoeden – Hucbalds optreden met Rutgers University Glee Club

Zondag 31 mei konden de mensen die meegedaan hadden met het koor van het koorproject, deelnemen aan een workshop van dirigent Patrick Gardner – een alom geprezen dirigent. Onze medestudenten mochten daarna het stuk Cantique de Jean Racine van Gabriel Fauré (wat ze tijdens het koorproject ook hebben uitgevoerd) samen met het mannenkoor ‘Rutgers University Glee Club’ opvoeren. Het concert werd gegeven in de aula van het academiegebouw van de UU ter ere van het 250–jarig bestaan van Rutgers University, en om haar samenwerking met onze universiteit te vieren. In deze column zal ik iets over het concert vertellen, alsmede over de workshop die eraan vooraf ging. Het stuk over de workshop heb ik met dank aan de informatie van de deelnemers van de workshop kunnen schrijven, aangezien ik zelf jammer genoeg niet mee heb kunnen doen.

Het was relatief rustig in het academiegebouw, om kwart voor elf op zondagmorgen. Enige Hucbaldianen hadden meteen het geluk te mogen poseren voor de camera van Rutgers University, terwijl de overige aanwezigen langzaam een kopje koffie nuttigden. Plots kwam er een enorme groep Amerikanen binnenzetten. Na twee weken getourd te hebben door Europa, gingen ze zich klaarmaken voor hun laatste concert op dit continent. Na een minimalistische inzingoefening nodigde de bijzonder goed gehumeurde dirigent, Patrick Gardner, ons van harte uit om mee te zingen. Hoewel het voor de Amerikanen de tweede keer was dat ze het stuk zongen, bleek het geheel zo ontzettend zuiver, muzikaal en gebalanceerd dat direct het gevoel ontstond dat dit echt een bijzonder concert zou gaan worden.

Vervolgens kwam Patrick toch met wat kritiekpunten, waar hij verder niet al te moeilijk over deed – het enige dat hij vroeg was dat perfect moest zijn. Zo moest de tekst divine sauveur bijvoorbeeld, enigszins theatraal, naar de hemel gezongen worden. De tekst bleek voor de Amerikanen met vlagen wat lastig uit te spreken, maar gelukkig hadden sommige slimme studenten hier een oplossing voor: zij hadden namelijk een fonetische weergave van de tekst meegenomen!

Tijdens het concert zouden er ook enkele opnamen gemaakt worden. Dat hebben we geweten ook: de dirigent poneerde “that we had to look fabulous”. Na een half uur vond Patrick de Cantique van perfect niveau en gingen we met zijn tachtig-koppig koor nog even de andere stukken doorzingen. Een hoogtepunt hieruit was het “Ave Maria” van Franz Biebl, waarbij een achttal tenoren zich opstelden op het balkon, zodat het stereo-effect van een dubbelkoor gecreëerd werd. Het werd echter zó gezongen, dat het leek alsof er maar door één stem gezongen werd.

Na zo’n repetitie had iedereen natuurlijk wel wat trek gekregen – gelukkig was er tegen die grote honger een gratis lunch geregeld met onder andere typisch Nederlandse aspergesoep die, voornamelijk bij de Amerikanen, erg goed in de smaak bleek te vallen. Opmerkelijk was dat Nederlanders en Amerikanen direct gemengde groepen vormden. De inval-tenor Marc probeerde zoveel mogelijk namen van ons koor te kennen en correct te kunnen uitspreken – met Djoeke had hij verreweg de meeste moeite. Daarnaast bewonderde hij onze meertaligheid: dat was in de Verenigde Staten een stuk minder gebruikelijk.

Het concert was – als ik het mag zeggen: verrassend – goed en veelzijdig. Het programma bevatte een Zweeds, Noors, een Ests en een Welsh lied, naast de Engelstalige liederen en natuurlijk de Franstalige Cantique. Er kwam als laatste zelfs een Indiaas lied voorbij. Iedereen – zowel in het publiek als in het koor – leek zich vooral bij dit laatste nummer enorm te vermaken, en dat was erg leuk om te zien.

Ik betrapte mezelf erop dat ik me enorm verbaasde over het feit dat deze jongens – of mannen – ook allemaal studenten waren. De zang klonk enorm zuiver en geschoold. De solisten klonken ook erg goed: ze kwamen goed boven de rest van het koor uit wanneer dit nodig was. Het stuk dat me vooral versteld deed staan was het Estse “Veljo Tormis: Pikse Litaanie”: een gebed tot de goden van de donder. Dit stuk werd enorm theatraal opgevoerd: de zangers bewogen allemaal (het was niet echt dansen te noemen) en er waren twee solisten die als het ware de hoofdrollen speelden in het gebed. Er kwam ook een verbazingwekkend volume uit het koor voort tijdens dit stuk – wat ook bij het stuk hoorde. Uit beide koren kwam overigens een verbazingwekkend geluid voort – bij het 80–koppige mannenkoor was dit nog enigszins voor te stellen, maar bij ons 19–koppige Utrechtse studentenkoor met een stuk of 10 vrouwen en 9 mannen iets minder. Het verbaasde me dat onze vrouwen boven de mannen uit kwamen, maar ze hebben uiteindelijk een prachtige Cantique neergezet. Stiekem was ik ook wel blij dat ik niet meegezongen had: nu kon ik vanuit de zaal luisteren naar hoe het eigenlijk klonk – erg mooi dus – en kon ik de performance opnemen (zie het filmpje op deze pagina).

en_GB