Sitecolumn #53

Laatst vroeg Davin me, van schrijver tot schrijver (humble brag), hoe het gaat met liedjes schrijven… Omdat ik geen hoge dunk van mijn schrijven heb, én omdat ik gewoon niet zo goed schrijf, praat ik graag met mensen die het ook doen. Veel mensen hebben goeie tips. Daarnaast is schrijven vaak in je eentje intiem zijn met de inhoud van je hoofd. Fijn als je over die eenzame plek met een ander kunt converseren. Als je deelt hoe je schrijft, geef je ook heel inzichtelijke informatie over wie je bent als persoon. Taal is immers de manier waarop je je hersenspinsels vat geeft op de werkelijkheid. Huh, wat? Ontwijk ik de vraag? Welke vraag ook weer? … Oké, goed. Ja, ik schrijf momenteel niet zo soepel om eerlijk te zijn. Writers block is een interessant fenomeen. Gelukkig heb ik het niet zo vaak. Ongelukkig heb ik het nooit op momenten dat het uitkomt.

Ik gooi meestal mijn hele spotifybibliotheek op shuffle, omdat ik het idee heb dat chaos me inspireert. Ik laat jullie delen in mijn proces door zo nu en dan te vermelden welke muziek er klinkt op het moment van schrijven. TWRP – Atomic Karate. Ik schrijf alleen van hot naar her en alles door elkaar en daarom staan de liedjes niet per se op chronologische volgorde. Ja, per se niet, eigenlijk. Kijk, zo leer je me toch een beetje kennen, niet? Ik geloof overigens dat je inspiratie terecht als tegenpool kunt zetten tegenover writers block. Andere culturen hebben door de eeuwen heen hun eigen interessante kijk gehad op inspiratie. In de nalatenschap van het westerse gedachtengoed zijn bijvoorbeeld nog verwijzingen te vinden naar muzen, die in de oudheid qua inspiratie een hoofdrol speelden. Ook is er een periode geweest dat menigeen van mening was dat inspiratie uitsluitend en alleen van goddelijke hand kwam. In ons individualistische tijdperk komt inspiratie vooral uit jezelf. Al heb ik het idee dat nature vs. nurture, twijfel aan de vrije wil, en nihilisme in het algemeen aan dat idee aan het morren zijn. Is It Any Wonder van Keane besust mijn existentiële angst. Helaas weet ik te weinig over inspiratie en writers block om er uitvoerig over te verhandelen. Maar hé, ik ben slechts columnist! (Poeh!)

Als ik mijn eigen filosofie mag botvieren op mijn eigen situatie: ik denk dat dat er een onbalans zit tussen hoe graag ik een lied nieuw wil schrijven en hoe graag ik een nieuw lied wil hébben. Dat laatste wil ik grager en omdat ik zo gefocust ben op het resultaat, geniet ik niet van de reis. Ik neem te weinig tijd om te waarderen wat ik tof vind in een lied dat tot stand komt, als ik al genoeg tijd neem om iets tofs herkennen. Elvis Costello kijkt eventjes om de hoek met I’ll Never Fall In Love Again. Of misschien gaat het te goed met me om toffe dingen te herkennen. Ik let de laatste tijd een beetje op mezelf en op het verwerken van emoties, dus ik lijd niet voor de kunst. Een inmiddels goede vriendin zei me ooit dat je makkelijker schrijft als je je slecht voelt, omdat je makkelijker kunt beschrijven wat je mist. Daar kan ik me wel in vinden. Uit evolutionair perspectief ben je succesvoller als je focust op wat je nodig hebt. De condition humaine zal wellicht voorschrijven dat we alleen maar kunnen zoeken naar wat we mankeren. Je weet nooit wat je hebt tot je het mist en zo. Alleen, toen ik haar een tijdje terug aanhaalde met haar eigen theorie was ze het er alweer niet mee eens. Dus wellicht ook niet, hè.

Coldplay klinkt. Ja, mag ik het trouwens ook even over Coldplay hebben? Coldplay is in mijn oren echt een prima band. Erg trendgevoelig, wel: het ene moment zijn ze cool; het andere is het stiekem cool om ze niet cool te vinden. Of zo. Daartussendoor blijft Chris Martin gelukkig heel steady zijn net-aan-catchy liedjes op een bedje van galm serveren. Simpele liedjes, soms een beetje repetitief, maar in die simpliciteit beeldschoon en in de repetitie betoverend knus. Het Coldplay-oeuvre bevat vooralsnog niet te veel verrassingen. Zo heb ik nog nooit iemand over ‘de oude Coldplay’ horen praten. Da’s niet per se negatief. Zeker niet. Al hun liedjes klinken mij als ouwe-jongens-krentenbrood. (Nu ik een beetje research doe, praten mensen dus wel over de oude Coldplay. Zie Sitecolumn #20. Afijn.) Inmiddels is The Upper Crust bezig met Tell Mother I’m Home, een guitig liedje met simpele tekst. Deze alinea tot een plotselinge afsluiting breiend: Bernie Taupins en Bob Dylans niveau heb ik afgeschreven als onhaalbaar, terwijl Chris Martin zo binnen handbereik lijkt. Daarom zou ik zulke liedjes willen schrijven.

Simon en Garfunkel zingen zachtjes The Boxer. Als ik me bij het schrijven érgens aan vasthoud is het wel Paul Simon die ooit in een docu zei dat de lyrics van Graceland al in de muziek zaten en dat hij gewoon goed luisterde, maar dat nazoekende kan ik die docu niet vinden en dus niet hardmaken dat dit überhaupt ooit heeft plaatsgevonden en dat het niet iets is dat zich heeft afgespeeld in mijn fantasie. (Hmm, misschien loopt het schrijfproces daarom spaak.) Bij mij weet je het nooit. Maar goed, ik probeer dus heel diep te luisteren naar verschillende akkoorden en daar liedteksten uit te vissen. Misschien krijg ik van dezelfde muze als van Chris Martin een beeldschoon, maatschappijkritisch liedje door; misschien eindig ik met een liedje over letterlijk poep. Bijna met de dag verlaag ik mijn standaard. Vet janken. Ik wil gewoon een paar liedjes om mijn afgelopen dramatische optreden te doen vergeten en mijn eer te redden op een volgend open podium. *dubbele facepalm der wanhoop* Normaal ben ik beter! Echt!

en_GB