Een hele tijd geleden gaf ik mij op voor het schrijven van de 83ste column, met een geweldige aprilmaand in het vooruitzicht. Ik zou schrijven over het begin van blok 4, mijn verjaardagsfeest, de studiereis naar Athene en de gezellige activiteiten in Utrecht. Je raadt het al: dat ging allemaal net even anders. Hoewel mijn teleurstelling over deze omwenteling in eerste instantie wel meeviel, voelt het schrijven van zo’n column toch een beetje als een bittere pil. Ik realiseer me nu pas hoe erg ik de stad, het reizen, mijn vrienden en Hucbald mis, en dat ik daardoor weinig schrijfinspiratie heb.
Nu de quarantaine al bijna twee maanden duurt ben ik beland in een soort status quo; het overmatig taarten bakken en hobbyen is inmiddels bedaard en een gevoel van onproductiviteit is daarvoor in de plaats gekomen. ’s Ochtends gaat mijn wekker om acht uur, maar zit ik uiteindelijk pas om elf uur aan het ontbijt. Tijdens de werkcolleges op Microsoft Teams merkt iedereen dat online colleges het lang niet halen bij fysieke bijeenkomsten, hoewel ik stiekem allang blij ben om iedereen weer even te zien. ’s Avonds na het eten wordt de vaat in de steek gelaten, zodat niemand iets hoeft te missen van de nieuwe persconferentie. Pas daarna schiet het me te binnen dat ik nog een hele waslijst aan dingen moet doen. Met zoveel tijd tot mijn beschikking is het mij een raadsel waar al die tijd blijft…
Ondanks dat ik me lichtelijk melancholisch verhoud tot de manier van leven die deze crisis ons allemaal heeft opgelegd, ben ik me maar al te bewust van de privileges die ik heb, ook in deze tijden. Comfort, een fijn en gezellig huis, digitale faciliteiten en weinig om me écht zorgen over te maken, zijn allemaal redenen waarom het een luxe is dat ik überhaupt thuis kan zitten. Dit wordt alleen maar bevestigd door het nieuws over de stijgende werkloosheid, toenemend huiselijk geweld en de geldzorgen onder studenten. Wanneer ik vervolgens lees over Amerikaanse demonstranten die pleiten voor een knipbeurt bij de kapper, sta ik versteld van de arrogantie van dat groepje mensen – hoewel mijn moeder mijn haar laatst zelf heeft geknipt, dus misschien ben ik ook daarin een beetje bevoorrecht ;).
Hoe dan ook, omgaan met de coronamaatregelen is voor de één moeilijker dan voor de ander. Dat het grootste deel van de mensen er desondanks het beste van probeert te maken, vind ik ontzettend tof om te zien. Het inspireert. Het maakt deze situatie een beetje beter. Op mijn beurt schrijf ik kaartjes – gekocht bij het lokale boekhandeltje – naar vrienden en familie, met daaraan toegevoegd een persoonlijk recept of kooksuggestie. Ik probeer elke dag een stuk te wandelen, en iedereen die ik tegenkom een vriendelijke anderhalve meter groet te geven (je weet wel, zo’n knikje met een ongemakkelijke glimlach en dan ‘goedemiddag!’). Verder maakt het digitale tijdperk het gelukkig mogelijk om contact te houden met iedereen in de vorm van appjes, memes en Skype borrels.
Inmiddels ben ik, ondanks de onbedoelde tegenzin, toch aardig ver gekomen met mijn column zoals je kunt zien. Ik zit op het balkon, verscholen achter een rij roodgekleurde geraniums die de balkonrand versieren. Of ik nog wat te vertellen heb? Nee, niet echt. Er gebeurt deze dagen niet zoveel hier, en dat is denk ik een goed teken.