Het Versplinterde Westen en de Wereld van Gelijke Klanken: Het Belang van Postkolonialisme in Muziekwetenschap

In de zomer van 2013 stond de gevreesde boekendoos van Van Dijk voor de deur. Een gevaarte vol met gebruikte boeken, aantekeningen die de vorige eigenaar er vergat uit te halen en kennis waarmee ik het eerste jaar van de middelbare school zou trotseren. Ik vond het eigenlijk best leuk. Ik maakte de doos meteen open en begon alvast even door wat boeken heen te bladeren. Muziek was het vak waar ik het meeste naar uitkeek. Op de basisschool hadden we dat niet, dus die twaalfjarige spruit kon niet wachten totdat die lekker kon leren over muziek. 

Al snel viel me op dat het boek heel gek was ingedeeld. Middeleeuwen, Renaissance, Barok, Weense Klassieken, Romantiek… en even later kwamen Jazz, House, Blues, Ragtime, Dixieland, Punk, Country, Singer-Songwriters en Prog Rock. En te midden van al die hele specifieke afsplitsingen van de westerse populaire muziek en jazz zat een hoofdstuk over Wereldmuziek. Dit hoofdstuk ging op ieder kantje in op een soort muziek die op een continent gemaakt wordt. Dat is eigenlijk best gek, hè? Waarom zou het globale Zuiden zoveel minder aandacht krijgen in een lesboek dan het globale Noorden?

Het antwoord op deze vraag bestaat uit meerdere onderdelen. Hiervan ligt ik er twee uit in de rest van dit artikel: Standplaatsgebondenheid en geïnstitutionaliseerd racisme. Want hoe begon dit en hoe kunnen we nu verder?

Standplaatsgebondenheid

Wij als studenten muziekwetenschap leven in Nederland, Europa, het Mondiale Noorden. Voor de twintigste eeuw betekende dit dat wij verbonden waren middels een gemeenschappelijke taal, cultuur en geschiedenis. In 1844 ontstond onze discipline aan de Universiteit van Wenen met Guido Adler als leider. Het doel van de studie was om muziek te theoretiseren en te bestuderen hoe musici te werk gaan.

Kijkende naar de bijna 180 jaar die voorbij zijn gegaan valt op dat het doel van muziekwetenschap veel breder is geworden. Zo zijn er muziekwetenschappers die zich hebben gespecialiseerd in sociologie, vocale muziek en gamemuziek. Die verbreding hangt samen met technologische ontwikkelingen en het gedachtegoed van een veranderende wereld. Een voorbeeld van dat veranderende gedachtegoed is multiculturalisme en postkolonialisme. Het heersende idee in 1844 was dat muziek universeel samen te vatten is in universele begrippen. Echter, deze overtuiging en de standplaatsgebondenheid van de studie in Europa creëert een valse tweestrijd tussen “The West and The Rest.” Reden hiervoor is dat muziek, haar betekenis en hoe zij wordt bedreven per cultuur verschilt. Een voorbeeld hiervan is boventoonzang; een praktijk uit Mongolië die traditioneel werd toegepast. Een praktijk die voor het Westen onbekend is, dus niet getheoretiseerd.

Geïnstitutionaliseerd racisme

De tweestrijd tussen westerse en niet-westerse muziek is dus een valse tweestrijd. Beide zijn niet vergelijkbaar en veel genuanceerder dan een dergelijk statement doet vermoeden. We moeten dus weg gaan van dat denkbeeld, maar dat is nog niet zo makkelijk. De overtuiging dat muziekwetenschap alle muziek zou moeten theoretiseren middels die universele begrippen sijpelt nog altijd door in de studie van vandaag. Een voorbeeld hiervan is de allereerste cursus die wij allemaal hebben gevolgd in ons eerste jaar: Algemene Muziekleer. Algemene: het geheel betreffend. Hoe kan muziektheorie algemeen zijn als muziek in bepaalde culturen zonder notenschrift wordt bedreven?

De discussie is veel complexer dan de ruimte die ik voor deze blog heb. De kwestie van Algemene Muziekleer doet me denken aan dezelfde hoofdstukindeling van het muziekboek van de middelbare school: het probeert te vertonen welke muziek belangrijker is om bestudeerd te worden. Dit riekt naar geïnstitutionaliseerd racisme, gezien er een hegemoon is die bepaalt wat anders is en dit wordt overgedragen middels schoolboeken en concertpodia. Hierbij is het Westen een wereld van muziek die net iets anders klinkt en alles wat niet uit het Westen komt een soortgelijk.

Maar hoe gaan we nu verder? Hoe kunnen wij deze kennis inzetten om voorbij dit dualisme te gaan? Ik geloof erin dat dit één van onze grootste vraagstukken is als muziekwetenschappers. We gaan dit niet kunnen oplossen door het zelf te doen, maar door strategische samenwerkingen aan te gaan met muziekwetenschappers wereldwijd. Door te vergelijken en te theoretiseren kunnen wij de wereld verrijken. Maar dan is er nog steeds die ene vraag: Kan dat écht?

en_GB