In de hal van mijn ouderlijk huis heeft altijd een oud, grijshouten opbergkastje gestaan met scharnieren op het bovenblad waardoor je het van je af kon openklappen. Aan de binnenkant had mijn moeder met krijtverf een krijtbord geschilderd waar ze van die generieke taakjes op had geschreven; die taakjes die je móet doen voordat je de deur uit kan. En dan bedoel ik echt de meest basale, vanzelfsprekende dingen zoals ‘tanden poetsen’, ‘haar borstelen’ en ‘brood smeren’. Op die manier leerden mijn zus en ik toen we een jaar of 8/9 waren hoe je voor jezelf moet zorgen en werd het misschien zelfs nog een beetje leuk door de voldoening die je voelde bij het afkruisen van zo’n taakje. Het voelde toch altijd beter als je een takenlijst helemaal had afgekruist voordat je de deur uit ging. Maar buiten de taakjes om goed voor jezelf te zorgen, was er één taakje die ons stimuleerde om ook goed voor anderen te zorgen: een goede daad.
Het was het enige taakje dat iedere dag anders was en dat geheel voor eigen invulling was. Zo zetten we de ene dag een kopje thee voor mijn moeder toen ze aan het werk was, en hielpen we de volgende dag iemand ergens mee in de supermarkt. Het leuke aan een goede daad is dat het ook nog gevraagd of ongevraagd kon zijn; toen leerden we dat ongevraagd iets liefs voor een ander doen toch zo anders is dan gewone, algemeen beschaafde behulpzaamheid. Uit het niets iemand ergens mee verrassen is zo veel leuker dan precies hetzelfde doen na instemming van die ander. Maar goed, dat is misschien iets om een andere keer over te schrijven.
Ik zou oprecht niet meer weten hoe lang mijn zus en ik dat takenlijstje hebben gebruikt. Misschien was het een jaar, misschien wel 5. Laatst schoot het me ineens weer te binnen en blijkbaar heeft het dus wel een indruk op me gemaakt, dan doel ik vooral op die goede daad. Als ik me het inbeeld is dat eigenlijk zo ontzettend zoet; twee kleine kinderen die gretig op zoek zijn naar iets waar ze een ander mee kunnen helpen. En dan niet bewust omdat ze zichzelf daar beter door gaan voelen, maar puur omdat dat ‘gewoon’ iets is wat je doet (en moet doen). Net zoals je tanden poetsen of je haar borstelen.
Dat brengt me bij een gesprek dat ik laatst had – of eigenlijk een goed half jaar geleden, als ik eerlijk ben – waarin de ander hetgeen dat ik hiervoor heb gezegd compleet tegenspreekt. Diegene sprak over het idee dat er geen onzelfzuchtige goede daden bestaan. Al het goeds wat je voor een ander doet, zou namelijk volledig voortvloeien uit eigen belang. Als je een goede daad uitvoert voel je jezelf namelijk een beter mens, dus verricht je de goede daad enkel omdát je jezelf een gevoel van voldoening geeft. Dit vind ik volstrekte onzin, mocht je het je afvragen. Het is een vreselijk pessimistische insteek en het schrijft de mensheid af als de verwezenlijking van egocentrisme. Ten eerste denk ik namelijk niet dat er iets mis is met een gevoel van voldoening als je een ander een handje helpt of iets dergelijks: als we dat niet zouden hebben, zouden mensen elkaar veel minder vaak helpen. Daarnaast neemt dat gevoel van voldoening ook helemaal niets af van jouw goede daad: je hebt wel gewoon iets gedaan voor een ander en waarschijnlijk is hun blijheid erover groter dan jouw voldoening. Je onthoudt immers sneller een compliment als je het krijgt, dan als je het aan een ander geeft. Tot slot is het toch juist heel mooi dat iemand die met regelmaat goede daden verricht dermate veel levensvreugde (om het zo maar te zeggen) haalt uit het verblijden van andere mensen? Ik denk dat dat juist iets is om te prijzen en niet om af te schrijven als egoïstisch. Er is niets ‘mis’ met iets goeds voor een ander doen.
Maar goed, op een positievere toon denk ik zeker dat ik mijn kinderen later (mocht ik kinderen krijgen) ook iets als zo’n krijtbord zou willen bemoedigen. Het is ontzettend belangrijk om goed voor jezelf te zorgen, maar voor een ander zorgen heeft nooit geschaad. Wat ik leuk vind om over na te denken, is dat dat krijtbord mij in zekere zin ook wel heeft gevormd: misschien kruist mijn 8-jarige ik, diep in mijn onderbewuste zelf, nog steeds het vakje ‘een goede daad’ af, telkens wanneer ik een ander ergens mee help. En daar is niets mis mee.