Sitecolumn #22

Toonhoogte en toonsterkte

Al ruim een decennium terug, toen de Soundmixshow¹ nog volop werd bekeken, herinner ik me nog het commentaar van wat klasgenoten en/of familieleden: “Hij zingt te laag,” of “De echte Whitney Houston zingt het hoger.” Dat kan niet waar zijn, want dat zou betekenen dat de deelnemer óf vals zingt óf in een andere toonsoort zingt, dacht ik bij mezelf. Ook heb ik een keer een documentaire gezien van Whitney Houston op MTV—toen het nog een muziekzender was—waarin haar hoge bereik werd besproken, maar er fragmenten werden getoond waarin ze weliswaar heel luid en krachtig zong, maar helemaal niet zo hoog.

Er was en er is nog steeds een verwarring tussen toonhoogte en toonsterkte. Om een duidelijk voorbeeld te geven: de eindnoot van “Why God, Why?” uit Miss Saigon (zie figuur 1.1) is een fis′; dit is dezelfde noot als de beginnoot van “The Final Countdown” van Europe (zie figuur 1.2).

Figuur 1

In “Why God, Why?” zingt Simon Bowman—van de oorspronkelijke Britse cast—zijn fis′ (en de g′ ervoor) alsof zijn leven ervan afhangt: luid en zwaar. Hij lijkt veel ‘gewicht’ te moeten dragen om het bereik te halen. Joey Tempest daarentegen, zingt in “The Final Countdown” een fis′, een gis′, en zelfs een a′ heel gemakkelijk. Zijn toon is nog heel krachtig en vol, maar het komt veel ‘lichter’ over. In het lied is zijn topnoot overigens een cis′′ (bij Simon Bowman is dat een g′).

Het bereik wordt op een andere manier benaderd. Immers, Bowman zou wel degelijk de zanglijnen uit “The Final Countdown” met net zoveel gemak kunnen zingen en Tempest zou het veel zwaarder kunnen aanpakken om zijn climactische bereik te verlagen. De larynx bestaat namelijk niet uit stembanden—eerder uit stemplooien. Deze plooien kunnen langer en korter worden gemaakt, maar ook dikker en dunner. Hoe dikker de stemplooien staan geconfigureerd, des te meer massa het stemgeluid produceert. En bij het langer maken van de stemplooien worden ze meer gespannen, wat resulteert in een hogere frequentie. Hiermee zijn er dus vele combinaties mogelijk.

Aangezien dit een column is, beperk ik me tot een duidelijke vergelijking: de versnellingen van een fiets. Het opvoeren van snelheid (toonhoogte bij zang) zonder de versnelling te verhogen (zonder de stemplooien te verdunnen) is belastend voor de fietser: het vergt erg veel energie en uithoudingsvermogen. Tot een bepaalde snelheid zou hij het nog wel aankunnen, maar de maximumsnelheid wordt erdoor teruggenomen. Daarentegen kan hij veel gemakkelijker en véél sneller fietsen door de versnelling te verhogen.

De spanning die de fietser ervaart in beide situaties is bij zang terug te horen: veel inspanning, maar daardoor wel veel “zwaarte” en een “fullblast” geluid bij “Why God, Why?” en een veel lichtere inspanning, maar daardoor “lichtheid” en een “comfortabel” geluid bij “The Final Countdown.” Het zware geluid wordt soms verkeerd begrepen als hoger gezongen ten opzichte van een lichter geluid op dezelfde toonhoogte.

Bij moderne zangmethoden en -systemen, zoals Estill Voice Training en Universal Voice System, worden de termen “mode 1” en “mode 2” in plaats van het verouderde concept van “borststem” en “kopstem” gebruikt om deze verschillende kwaliteiten van sound te omschrijven. Borststem en kopstem zijn gebaseerd op de fysieke sensaties van de zanger wanneer hij in een van de twee ‘stemmen’ zingt; ze omschrijven niet de bron: de configuratie van de stemplooien. Zo zegt Alberto ter Doest²:

Er zijn in de wetenschap twee modi: mode 1 en 2. Mode 1: ongerekte stembanden. Dit wordt ook genoemd: borststem, modaal register, dikke stemplooien, overdrive, chest register, breitschwingung, heavy register of TA (Thyro-Arytenoid spier) dominant. De TA spier is het belangrijkst voor het maken van de klank.

Mode 2 is: gerekte stemplooien. Dit wordt ook genoemd: kopstem, falset register, dunne stemplooien, neutral, light register, Randschwingung, of CT (CrycoThyroid spier) dominant. De CT spier is het belangrijkst voor het maken van de klank. Dit zijn zo ongeveer de termen die je in verschillende talen vindt, die door verscheidene docenten en in diverse boeken worden gebruikt.

Tempest zingt daarbij niet puur in zijn kopstem (mode 2); zijn mode 1 domineert nog steeds, maar zijn CT-spier is ook actief. Het zou omschreven kunnen worden als borststem met een beetje kop. Bowman is vrijwel puur mode 1.

De klank van een zanger wordt niet alleen bepaald door de stemplooien, de bron. Elementen buiten de bron kunnen de klank ook beïnvloeden. Zo kan de tongpositie alleen al een behoorlijke invloed hebben op de klank, maar ook de positie van de larynx (het strottenhoofd), de vorm van de lippen, de staande houding, “twang” (ary-epiglottische vernauwing), etc. Een uitleg hierover volgt misschien in een volgende sitecolumn of artikel. Voor de geïnteresseerden die niet kunnen wachten is het boek Singing and the Actor (2004) van Gillyanne Kayes een goede en duidelijke bron hierover.³


1. De Soundmixshow was een tv-programma waarin kandidaten een nummer van een bekende artiest zo exact mogelijk probeerden na te zingen.

2. “De basiskwaliteiten: een update, door Alberto ter Doest,” Universal Voice Institute (2013), geraadpleegd 1 december, 2015.

3. Gillyanne Kayes, Singing and the Actor, 2nd edn. London: A & C Black, 2004.

en_GB