Het piept en het kraakt. Mijn spatbord schuurt tegen mijn wiel. Ik heb mijn versnellingen al een keer moeten vervangen, mijn binnenbanden zijn drie keer lek geweest en mijn bagagedrager is aan een kant doorgeroest. Maar ondanks dat is mijn fiets nog altijd mijn beste maatje. Dit ooit op Marktplaats aangekochte juweeltje lijkt dan weliswaar oud maar kan nog best hard gaan (blijkt uit het feit dat ik per dag gemiddeld drie elektrische fietsen en een fatbike inhaal). Wind tegen en regen, er is niks dat mijn fiets niet aankan. En het beste van alles is misschien nog wel het feit dat ik er zelf op pas – dat wilt zeggen dat ik er met mijn 1,50m niet afdonder. Ik mag dus best dankbaar zijn voor mijn fiets die mij, als het erop aankomt, nooit in de steek laat en daarom had ik het idee om deze dankbaarheidscolumn aan mijn roestbak te wijden. Afgelopen dinsdag gebeurde er iets wat mij even van gedachten liet veranderen. Ik remde per ongeluk te hard, vloog als een enorme randdebiel over mijn fiets heen en belandde midden op een heel druk fietspad. Twee bezorgde bakfietsmoeders hielpen mij gelukkig snel overeind en na een bedankje fietste ik snel weer verder. Ik lag dan weliswaar aan puin maar mijn fiets had geen schrammetje.