Archibald kwam iedere nacht terug bij de deur om te luisteren naar de ongewoon mooie klanken die hij een paar nachten eerder had ontdekt. Het werd een dagelijkse gewoonte. Daar zat hij dan, leunend tegen de deur, met zijn oor ertegenaan geplakt. Hij wou geen klank missen. Een paar nachten later begon Archibald zich af te vragen wie deze persoon nou eigenlijk was. En waarom was hij of zij juist midden in de nacht bezig met muziek? Zou deze persoon net zoals Archibald zelf ’s nachts niet kunnen slapen? Hij bleef aan de deur luisteren in de hoop iemand te horen praten, dan zou hij misschien kunnen horen of deze wonderlijke musicus een man of een vrouw was. Helaas, geen andere klank dan de mooie tonen van de muziek.
Archibald besloot op zoek te gaan naar een raam. Misschien kon hij dan zien wie de musicus was. Hij liep een rondje om het huis heen en ontdekte een raam. Jammer, het was niet de kamer waar de muziek vandaan kwam. Hij besloot terug te gaan naar de deur, en op het moment dat de muziek stopte, zou hij naar het raam gaan om te kijken of hij de musicus kon zien. Hij wachtte anderhalf uur en droomde weg bij de fascinerende klanken. De muziek stopte! Archibald haastte zich naar het raam, hij wou zo graag weten wie de bijzondere klanken maakte. En wat hij daar ontdekte?!