Toen ik hoorde dat wij als Hucbaldianen een blog mochten gaan schrijven over festivals, hoefde ik niet lang na te denken over mijn onderwerp. Ik ben totaal geen festivalliefhebber. De gedachte aan lange rijen voor lauw, koolzuurloos, veel te duur bier alleen al… nee niks voor mij. Ik ben geen hater overigens. Ik kan me uren vergapen aan verhalen over Woodstock in 1969, over hoe alles uit de hand liep toen en vooral over dat juist het gene was wat het legendarisch maakte. Zelf ben ik gewoon geen festivalliefhebber in de kamperen-en-langzaam-vanbinnen-creperen zin van het woord. Jammer? Misschien, want ik ben dol op nieuwe muziek ontdekken en op de emotie van de artiest op je in laten werken en festivals zijn hier de perfecte gelegenheid voor. Maar kunnen festivals ook anders, op een manier dat ik het wél heel tof vindt? Ja, zeker.
Ik ben in 2019 namelijk voor het eerst in mijn leven naar het North Sea Jazz Festival geweest in Ahoy te Rotterdam. Hét jazzfestival van Nederland waar een stukje Rotterdam veranderd wordt in een creatieve vulkaan die internationaal de muziekwereld doet schudden en beven. Van hele kleine Nederlandse artiesten, tot voor ons nog onbekende Jamaicaanse DJ’s en van Jazzlegendes tot de grootste sterren uit de RNB-scene. Zeg het en North Sea Jazz heeft het voor je in petto of voor je in petto gehad in een van de eerdere edities. Mijn vader nam mij in 2019 mee.
Dus. Het was 12 juli 2019 toen ik aan kwam lopen bij Ahoy tussen de enorme mensenmassa. Ik was er eerder dan mijn vader, want mijn vader stond in de file vanuit zijn werk terwijl ik met de trein naar Rotterdam was gekomen vanuit Tilburg (waar ik destijds op het conservatorium drums studeerde). Hij zou er nog wel een uur over doen appte hij toen ik er al stond, dus dat was voor mij de uitgelezen kans om eerder naar binnen te gaan en er eens alleen op uit te trekken. Mijn drummershart de kost geven, dat was mijn plan.
Ik kwam binnen bij Ahoy, pakte ergens een plattegrondje, baande mijn weg in de drukte en vond per toeval uiteindelijk ‘Madeira’, een kleine zaal ergens in een rustig hoekje. Dafnis Prieto, drummer, componist en bandleider uit Santa Clara (Cuba) zou daar 5 minuten later beginnen. Ik kende hem niet echt, maar ik had zijn naam wel eens gehoord, kortom: hij was voor mij gewoon een of andere Afro-Cubaanse drummer. Ik was maar gewoon ergens heen gelopen, dus het was eigenlijk stom toeval dat ik deze zaal gevonden had, en het was nog stommer toeval dat er verder geen fijne plekken meer waren om te zitten in dit kleine zaaltje, op één stoeltje vooraan na. Er stond een tas op van een dame ernaast, maar onder het motto “brutale mensen hebben de halve wereld” vroeg ik of de stoel bezet was of niet en daarna of de dame haar tas kon verplaatsen. Ik was natuurlijk alleen en ik keek de dame met een blij hoofd aan, dus de vrouw had het lef niet om mij te weigeren als toekomstige buurman voor een uur. Dafnis begon te drummen, de blazers begonnen te knetteren en mijn voeten konden onder mijn stoel niet stoppen met bewegen op de dansbare Afro-Cubaanse ritmes. Dit magische eerste uur North Sea Jazz kon niemand mij meer afpakken.
De show was afgelopen, de zaal liep leeg en ik pakte mijn telefoon om mijn vader te appen. Twee gemiste oproepen; shit. Ik belde mijn vader terug, die met excuses opnam en mij vertelde dat hij nog altijd in de file stond om Rotterdam binnen te komen. Ik was al lang blij dat hij niet boos was dat ik niet had opgenomen, dus ik zei direct dat het allemaal goed was en dat ik hem wel zag verschijnen als hij er was. Hij zat er ten slotte meer mee dan ik, want ik vermaakte me prima. Ik vertelde nog kort over hoe Dafnis Prieto mij betoverd had, we hingen op en de eerstvolgende keer dat ik hem zou spreken was op de voorste rij bij Steve Gadd.
Nadat mijn vader ophing keek ik weer op mijn programmaboekje, die ondertussen verkreukt was omdat ik er mee had zitten wapperen… het was zó warm in die zaal. Mijn programmaboekje wist mij te vertellen dat Steve Gadd in ‘Hudson’ om 16.00 zou starten. Na zestien keer verkeerd lopen kwam ik daar dan ook eindelijk aan. Voor wie Steve Gadd niet kent, hij is de meest opgenomen drummer ooit en een van de allerbeste jazz-/fusiondrummers ooit. Ik werd omvergeblazen toen ik nu wederom een plaatsje vooraan zag, dit keer naast een oude man. Ik dacht: wat ik net kon, kan ik nu ook. Dus ik loop naar het plaatsje toe, ik spreek de man aan met de vraag of het plekje al bezet is, de man zet zijn zonnebril af en vraagt in het Engels of ik wil herhalen wat ik zei. ‘Is this seat… bezet’, de man knikt en wijst naar de vrouw die verderop staat te kletsen. ‘Shit’, dacht ik weer, maar nu niet omdat ik mijn vader onbedoeld genegeerd heb. Nee, nu omdat ik én geen plekje had én omdat ik tegen het podium aan sta en voor mijn gevoel voor oog van 1000 mensen het woord ‘bezet’ voor een prima vervanger van het Engelse ‘taken’ heb gezien. Steve liep direct daarna het podium op, en daar stond ik dan. Ik keek naar de man met de zonnebril, de man keek naar zijn vrouw, ik keek naar de vrouw en de vrouw keek naar de man. De vrouw wenkte naar de man, de man zuchtte diep, de man stond op, de vrouw kwam naar mij toe en ze zei: ‘We are at the wrong show.’
Ik wist niet hoe snel ik moest gaan zitten op de lege stoel. Op het moment de man nog maar net was weggelopen kwam er iemand naar mij toe die in Engels vroeg of de stoel bezet was. Ik dacht even na en zei daarna trots, met een brede glimlach: ‘Yes, the seat is… bezet voor mijn vader. Die komt er zo aan.’