De radio gaat aan
En wat hoor ik ontstaan?
Een landschap aan kleuren en geuren
Mijn omgeving verdwijnt
En rondom mij verschijnt
Een prachtplek, niet te betreuren
De muziek zwiert me weg
Langs velden; vlinders; een heg
Naar een zomer, lang g’leden vervlogen
Alle noten doen mee;
Dansend over de zee
Van ervaringen, diep weggestoken
Liggend in ’t gras
Met wat wijn, zonder jas
Bespreken we koetjes en ‘t heden
De dagbruid’s dagelijks vertrek
– aan schoonheid nimmer gebrek –
Bracht een hemel als zang van sirenen
De zon was vertrokken
Met haar fel gouden lokken
De muziek was wat ons toen verwarmde
De maan was tevree
En daaronder, benee
Zwermden sterren al door mijn twee armen
Maar de radio stopt
En ‘k bedenk me, het klopt:
Het moment is lang al verloren
Ik ben waar ik was
Geen gedachten, geen gras
Uit verleden wedergeboren
Maar voor ‘n eindig moment
Was de waarheid ontstemt
Nostalgie bracht steeds revelaties
Het is toch zo gek
Van muziek, ’t heeft een trek
Dat ‘t zorgt voor zulk transformaties