Door het raam loerde Archibald de kamer in, maar hij zag niks. Tot de deur van de kamer geopend werd. Archibalds hart begon sneller te kloppen. Zou hij dan nu eindelijk, na al die koude en donkere nachten gaan ontdekken wie er achter die magische klanken zat? Die verslavende, magische muziek die Archibald zijn slapeloosheid deed vergeten en de koude, donkere nachten dragelijk maakte? Archibald stapte bij het raam vandaan; hij twijfelde. Wilde hij echt weten wie dit muzikale genie was, of zou dit de magie van de muziek verpesten?
Plots zag Archibald een lichtflits. Er was een kaars aangestoken in de kamer. Nieuwsgierigheid kreeg de overhand en Archibald raasde naar het raam. Hij zag een klein wezen, lezend in een stoel, gekleed in een grote donkerrode mantel waardoor Archibald niet kon zien of het een vrouw, man of überhaupt een persoon was. Instinctief klopte Archibald op het raam. Het wezen keek op. Het enige wat Archibald zag waren twee groene ogen…
In een verschrikte beweging kwam het muzikale wezen met de groene ogen uit zijn stoel en verdween het in zo’n snelle beweging dat het de kaars uitblies. Archibald viel achterover, verschrikt door de onverwachte gebeurtenis. Hij hoorde de deur aan de andere kant van de kelder geopend worden. Het wezen vluchtte! Archibald haastte zich richting de deur maar trof niets anders aan dan de rode mantel. Onder de mantel lag een boek, volgeschreven met een onbekend notenschrift.