Musicus van de maand: Danny Brown

Danny Brown

“Rappers zijn de nieuwe rocksterren”. Het is een bewering die de afgelopen jaren zowel in de media als in mijn directe omgeving vaak is langsgekomen. En dat verbaast me niks: hip-hop heeft rock vrijwel volledig vervangen als de drijvende kracht van popmuziek en moderne rappers als Lil Uzi Vert, Travis Scott, XXXTentacion en Post Malone zijn duidelijk geïnspireerd door het rebelse, ‘larger-than-life’ imago van de klassieke rockster. Helaas blijft bij veel van deze rappers het hele rock & roll gebeuren toch vooral bij het imago… Als we de tatoeages, moshpits en felgekleurde dreadlocks even wegdenken, wat blijft er dan nog over van die ‘rock & roll spirit’? Bar weinig als je het mij vraagt. Raps ware rocksterren verstoppen zich vooral in de underground. Danny Brown is hier het levende bewijs van!

De 38-jarige rapper is al jaren een van de belangrijkste namen van de underground hip-hop wereld en staat bekend om zijn experimentele productie, excentrieke kledingstijl en opvallend hoge, schelle stem (denk aan een extreme versie van Cypress Hill’s B-Real). Brown groeide op in de achterbuurten van Detroit, waar hij al op jonge leeftijd actief was in het battle rap circuit. Daarnaast werd hij muzikaal sterk beïnvloed door zijn vader (een parttime DJ in lokale techno clubs) en Detroits punk/garagerock scene, die toen der tijd een bloeiperiode doormaakte vanwege het succes van The White Stripes. Browns eigen succes liet echter nog even op zich wachten: ruim tien jaar lang probeerde hij het te maken als rapper, terwijl hij drugs verkocht om zichzelf en zijn gezin te onderhouden.

Op zijn mixtape Hot Soup (2008) had hij al behoorlijk wat technische skills als rapper, maar was hij duidelijk nog op zoek naar zijn eigen stijl. Met name de beats klinken erg primitief en traditioneel vergeleken met latere releases. Op The Hybrid (2010) liet hij al meer potentie horen. Hoewel de productie nog steeds erg ruw en lo-fi klinkt, heeft het album veel meer karakter dan Hot Soup en lijkt Brown langzaam zijn eigen stem te vinden.

Met de release van XXX in 2011 is de metamorfose compleet: het album klinkt gepolijst, gevarieerd en is op tekstueel gebied een stuk persoonlijker en veelzijdiger dan Browns eerdere werk. Waar hij op Hot Soup en The Hybrid vooral rapt over feest vieren en drugs dealen, laat hij op XXX ook de andere kant van het verhaal zien: de stress, de hangovers, de lege one-night-stands en bovenal het drugsmisbruik en de mentale problemen die eruit voortkomen. Op de eerste track vat hij het eigenlijk perfect samen:

“And it’s the downward spiral, got me suicidal
But too scared to do it so these pills will be the rifle
Surpassing all my idols, took the wrong turn
But can’t go back now so now let that blunt burn”

Hij zit vast in een neerwaartse spiraal van depressie en drugsgebruik en de enige manier om eruit te komen is door het te maken als rapper. Hiermee geeft Brown een bepaalde urgentie aan zijn muziek en zet hij de toon voor de rest van het album en zijn carrière in het algemeen. De opener van XXX voelt ook echt als de introductie van een ‘nieuwe’ Danny Brown. Z’n stem klinkt zó absurd en over de top; hij lijkt wel een soort cartoon karakter. Maar in combinatie met de duistere tekst en muziek voelt het nummer allesbehalve komisch. Het is alsof Brown ons meesleurt in een bad trip, waarin hij alle highs en lows van zijn leven één voor één behandelt. Zo rapt hij op DNA over de lange traditie van alcohol- en drugsmisbruik binnen zijn familie en op het ironisch getitelde Party All the Time beschrijft hij hoe een leven van non-stop feesten uiteindelijk nergens heen leidt. Ook op muzikaal gebied is het album een stuk interessanter dan zijn voorgangers. Zo zijn er meer techno- en electro invloeden in de beats te horen en haalt het album zijn samples uit de vreemdste plekken (de beat van Adderall Admiral bevat bijvoorbeeld een prominente sample van het nummer Horizontal Hold van avant-garde/post-punk groep This Heat).

Het album was meteen een groot succes in de underground hip-hop scene en sprak ook veel indie-rock fans erg aan. Dit kwam mede door Browns alternatieve uiterlijk en wilde, punkachtige performancestijl. In de jaren die volgde plukte Brown eindelijk de vruchten van zijn harde werk: hij toerde de hele wereld over; bracht samen met rapper/producer Black Milk de Black and Brown EP uit; had een semi-hitsingle met het zomerse Grown Up; en rapte mee op tracks van Ab-Soul, Das Racist, A$AP Rocky en vele anderen. In 2013 bracht hij de langverwachte follow-up van XXX uit, genaamd Old. Op Old reflecteert Brown vooral op zijn plaats in de hip-hop wereld en hoe het succes van XXX zijn leven heeft veranderd. Het album is toepasselijk onderverdeeld in een A- en een B-kant, waarbij de A-kant de ruwe, mixtape-era Danny Brown vertegenwoordigt (oftewel de ‘old’ Danny Brown) en de B-kant de meer elektronische, gepolijste ‘nieuwe’ Danny Brown moet voorstellen. En hoewel er een aantal geweldige tracks op het album staan (Torture en Dip in het bijzonder) is het als compleet werk naar mijn mening niet zo treffend als XXX. De A-kant is aardappelen met vlees; prima maaltijd, maar niks bijzonders. En de B-kant mist simpelweg het duistere, experimentele karakter van XXX. I mean… nummers als Smokin & Drinkin zijn leuk voor een feestje, maar behoorlijk oppervlakkig. En veel van de EDM achtige productie klinkt nog geen tien jaar later al aardig gedateerd.

Met Atrocity Exhibition (2016) sloeg Danny Brown echter een nieuwe weg in. Het album keert min of meer terug naar de door drugs geïnspireerde duisternis van XXX, maar zoekt muzikaal nóg meer de extremen op. Waar XXX door de verontrustende drugservaringen die Brown in zijn teksten beschrijft soms voelt als een bad trip, klinkt Atrocity Exhibition ook daadwerkelijk als een bad trip. De beats van producer Paul White zijn allesbehalve standaard rapbeats en verwijzen naar genres waarvan de meeste hip-hop producers waarschijnlijk niet eens weten dat ze bestaan! Krautrock, post-punk, industrial, IDM, noem het maar op! En hij weet al deze invloeden samen te brengen in een duistere, psychedelische mix van stijlen, die de perfecte backdrop vormt voor Browns wilde verhalen en paranoïde gedachten. Zo brult de rapper op het manische Dance In The Water over gevoelens van onsterfelijkheid en het idee dat niks hem ten val kan brengen, terwijl het nummer Ain’t It Funny juist het tegendeel bewijst. En de muziek weet deze highs en lows alleen maar te versterken. Bijvoorbeeld met de klassieke Detroit-techno beat van When It Rain of de Joy Division-achtige gitaar- en drumpartijen op Tell Me What I Don’t Know (de albumtitel Atrocity Exhibition is dan ook een verwijzing het gelijknamige nummer van Joy Division). Daarbij bevat het album een aantal geweldige features van onder andere B-Real, Earl Sweatshirt en Kendrick Lamar. Maar als iets Atrocity Exhibition naar mijn mening Danny Browns ‘magnum opus’ maakt, dan is het de manier waarop hij rapt. Z’n flow en delivery zijn strakker en overtuigender dan ooit, terwijl de muziek soms amper een ritmische puls heeft. Hoeveel rappers zouden überhaupt de maat zouden kunnen houden op de bluesy gitaarriffs en snare fills van een nummer als Downward Spiral?! Laat staan twee fatsoenlijke verses afleveren! Atrocity Exhibition is zonder twijfel de climax van Danny Browns discografie. Zowel op muzikaal- als thematisch gebied.

Zijn nieuwste album unknowhatimsayin? (2019) is dan ook een welverdiende cool-down: een rustiger, ‘volwassener’ album waarop Brown vooral terugblikt op de afgelopen tien jaar; een vruchtbare, maar chaotische periode van zijn leven. De productie wordt voor een groot deel verzorgd door Q-Tip (bekend van de legendarische jazz-rap groep A Tribe Called Quest) en klinkt een stuk smoother en traditioneler dan Browns eerdere werk. Ook Brown zelf klinkt wat ingetogener en rapt op de meeste nummers met een relatief kalme, natuurlijke stem. Daarbij maakte hij kort voor de release van het album een volledige 180 in zijn imago: hij ruilde zijn iconische missende voortanden, skinny jeans en Skrillex-haircut in voor een kunstgebit, wollen truien en een kale kop en praat in de media steeds vaker over het vaderschap en hoe hij meer tijd voor zichzelf en zijn dochter probeert vrij te maken. Hoewel unknowhatimsayin? zeker niet mijn favoriete Danny Brown album is, ben ik als fan uiteraard blij dat hij zijn leven meer op orde lijkt te hebben.

Dus ja. Maakt dit alles Danny Brown nu een ‘echte’ rockster? Misschien niet. Maar misschien is het hele idee van de live-fast-die-young rock & roll legende ook wel een beetje onzin. Hoeveel van de originele rocksterren hebben die droom nou eigenlijk waargemaakt? En moeten we nu zo blij zijn met de tragische gevallen die het wel is ‘gelukt’? Ik weet het niet… Maar als iemand in de afgelopen tien jaar de spanning en chaos van een leven dat aan een zijden draadje hangt heeft weten te vertalen naar geweldige, grensverleggende muziek… dan was het Danny Brown.

nl_NL