Recensie: Sjostakovitsj 10

Shostakovich 10 Amare

Op vrijdag 10 februari jongstleden voerde het Residentie Orkest onder leiding van de Russische dirigent Daniel Raiskin een driedelig programma uit dat plaatsvond in de nieuwe concertzaal van het Haagse cultuurwalhalla Amare. Op het programma stonden drie werken. Het Larghetto van Sir James MacMillan (1959), het Dubbelconcert voor twee fagotten en orkest van Kalevi Aho (1949) en als sluitstuk Dmitri Sjostakovitsj zijn 10e symfonie in e klein.

Wat meteen opviel bij het opkomen van dirigent Raiskin was zijn steunbetuiging aan de oorlog in Oekraïne door een pochet te dragen in de kleuren blauw en geel. Het Larghetto van MacMillan kreeg daardoor meteen een andere lading. De serene en droevige klanken van de celli die het werk openden grepen me meteen bij de lurven. Het werk deed me op sommige plaatsen sterk denken aan het Adagio for Strings van Samuel Barber, vooral ook omdat er een sterke focus lag op de weidsheid van de strijkersklanken. Raiskin leidde het orkest met verve in dit openingswerk.

Het vervolg van het programma was een bijzondere compositie, namelijk het Dubbelconcert voor twee fagotten en orkest van Aho. Een bijster sterk werk dat met recht eens de fagot uitlicht uit het orkest, een instrument wat vaak een marginale solo-rol heeft, veel hedendaags solorepertoire is er namelijk niet voor te vinden. Als leerling van de vermaarde 20e-eeuwse componist Rautavaara is Kalevi Aho een duidelijke exponent van de hedendaagse muziek. Het werk bevat een glansrol voor beide fagotten die vaak in dialoog gaan met elkaar op een canonachtige manier. Het is moderne en ingewikkelde muziek maar het Residentie Orkest slaagt ook hier erin om dit hedendaags repertoire te vertolken.

Als sluitstuk kregen we een geroemd werk van de Russische componist Dmitri Sjostakovitsj, zijn 10e symfonie, dat ondertussen wel een strijdpaard onder de orkestliteratuur genoemd mag worden. Het orkest leek zich gespaard te hebben voor dit slotstuk, want de decibellen rezen vooral in het tweede deel, het Allegro, de pan uit. Het werk heeft deze decibellen zeker nodig om tot zijn recht te komen en dat was dus zeker het geval hier.

Een intensief programma moet het zijn geweest voor de musici en dirigent. Ik wil daarom benadrukken dat het een geweldige prestatie is om een toch wel modern programma zo te kunnen vertolken. De spanningsboog vanaf de eerste noot van MacMillan tot de laatste noot van Sjostakovitsj was een geleidelijke opbouw in spanning en die spanning heeft het orkest kunnen vasthouden. Kortom, dit smaakt naar meer.

nl_NL